aan de redactie:
In een recent nummer van het European Respiratory Journal, Gabor et al. 1 rapporteerde de effecten van standaard cardiale resynchronisatietherapie (CRT) op nachtelijke centrale slaapapneu (Cheyne–Stokes ademhaling). Bij zes van de tien patiënten bleek CRT de ademhaling van Cheyne–Stokes significant te verminderen.
het onderzoek werd uitgevoerd in Canada tussen 1999 en 2002, hetzelfde tijdperk als toen nieuwe generaties bètablokkers (bv. metoprolol, carvedilol) op de markt werden gebracht. De auteurs verklaren dat de medicatie onveranderd bleef tijdens de studie, maar dat zou kunnen gelden voor substance classes alleen en niet voor het type bètablokker. Vervanging van bètablokkers was in die tijd in veel geïndustrialiseerde landen een routinematige maatregel 2.
volgens onze eigen gegevens (momenteel niet gepubliceerd) lijkt er een statistisch significant en klinisch relevant effect te zijn van behandeling met hoge doses bètablokkers op de prevalentie en ernst van nachtelijke centrale apnoe ’s en hypopnoe’ s. Bij drie goed overeenkomende cohorten (geen bètablokker n = 16; metoprolol n = 16; carvedilol n = 13) van patiënten met chronisch hartfalen (New York Heart Association II en III) kon worden aangetoond dat beide bètablokkers, d.w.z. metoprolol en carvedilol, de gecombineerde apneu-hypopneu-index significant konden verlagen (respectievelijk 19,5±14,4 versus 7,4±8,5 versus 8,7±8,1 per uur slaap).
wij stellen voor dat de resultaten van de studie door Gabor et al. 1 moet worden gerelateerd aan de aanwezigheid, de dosering en het type bètablokkers om een onderscheid te maken tussen de effecten van cardiale resynchronisatietherapie en mogelijke farmacologische invloeden.