de term chronische actieve hepatitis heeft betrekking op etiologisch verschillende aandoeningen met vergelijkbare histologische kenmerken. Auto-immune chronische actieve hepatitis – het type dat oorspronkelijk werd beschreven-is het enige type dat goed reageert op prednisolon therapie. Auto-immune chronische actieve hepatitis kan van andere types door serologische en andere markers worden onderscheiden. Behandeling met prednisolon dient gedurende ten minste twee jaar te worden gegeven, met aanpassing van de dosering aan de serumspiegels van aspartaattransaminase; onderhoud dient 8-12 mg per dag te zijn. Azathioprine (50-100 mg per dag) kan gelijktijdig worden gegeven als een corticosteroïdsparend middel. Prednisolonetherapie bij patiënten met auto-immune chronische actieve hepatitis verbetert de kwaliteit van leven en de overleving is sterk verlengd; momenteel is het overlevingspercentage na 10 jaar voor prednisolon-behandelde gevallen minstens 70%. Prednisolon is niet effectief bij hepatitis B-geassocieerde chronische actieve hepatitis en kan schadelijk zijn. In cryptogene chronische actieve hepatitis, waarbij markers van auto-immuniteit of hepatitis B virale infectie ontbreken, kan een studie van prednisolon therapie worden gegeven voor drie maanden, en voortgezet alleen als de indices van de ziekte-activiteit wijzen op een respons. Corticosteroïden hebben geen voordeel bewezen bij andere leverziekten, waaronder alcoholische hepatitis en acuut leverfalen, en een gunstig effect bij primaire biliaire cirrose moet nog worden vastgesteld.