de sluitcapaciteit (CC) is het volume in de longen waarbij de kleinste luchtwegen, de bronchiolen van de luchtwegen, instorten. Het wordt wiskundig gedefinieerd als de som van het sluitvolume en het restvolume. De alveoli missen ondersteunend kraakbeen en zijn dus afhankelijk van andere factoren om ze open te houden. De sluitcapaciteit is kleiner dan de functionele restcapaciteit, de hoeveelheid gas die normaal in de longen blijft tijdens de ademhaling dit betekent dat er normaal genoeg lucht in de longen is om deze luchtwegen open te houden tijdens zowel inademing als uitademing. Naarmate de longen ouder worden, is er een geleidelijke toename van de sluitingscapaciteit (d.w.z. de kleine luchtwegen beginnen in te storten bij een hoger volume/voordat de uitademing is voltooid). Dit komt ook voor met bepaalde ziekteprocessen, zoals astma, chronische obstructieve longziekte, en longoedeem. Om het even welk proces dat CC door het sluiten volume (CV) verhoogt kan het risico van een individu van hypoxemia verhogen, aangezien de kleine luchtroutes tijdens uitademing kunnen instorten, leidend tot lucht het vangen en atelectasis.
een ezelsbruggetje voor factoren die de sluitingscapaciteit verhogen is ACLS-S: leeftijd, chronische bronchitis, LV-falen, roken, chirurgie. Alternatief sluiten: sigaretten, LV falen, ouderdom, chirurgie, emfyseem (& astma). Vaak zal positionering in liggende positie de functionele resterende capaciteit (FRC) verminderen, maar heeft geen effect op de sluitcapaciteit.