Achtergrond: Executieve disfuncties bij de ziekte van Alzheimer (AD) zijn beoordeeld met behulp van variabele batterijen en/of in geselecteerde populaties.
doelstelling: het primaire doel van deze observationele studie was het bepalen van de prevalentie en ernst van executieve disfunctie bij patiënten met AD met behulp van een eerder gevalideerde batterij. Het secundaire doel was het bepalen van de kenmerken, waaronder behandelingsresultaten, van patiënten met AD met ernstige executieve disfunctie.
methoden: de studie omvatte AD-patiënten met lichte tot matige dementie van 60 jaar of ouder, die advies gaven in verschillende klinische setting, waaronder geheugenklinieken, en die de introductie van een antidementia-geneesmiddel nodig hadden. Executive disfunctie werd onderzocht met behulp van een gevalideerde, verkorte executive batterij.
resultaten: 381 patiënten werden geïncludeerd. Executieve disfuncties werden waargenomen bij 88,2% van de patiënten (95% BI: 84,9-91.4) en waren ernstig (gedefinieerd als ≥2/3 verminderde scores) bij 80,4% (95% BI: 76,9-84,8). Globale hypoactiviteit met apathie kwam vaker voor (p = 0,0001) dan stoornis in executiefunctietesten. De 308 patiënten met ernstige executieve disfunctie waren ouder (p = 0,003) en hadden ernstigere dementie (p = 0,0001). Evenzo waren in de subgroep van 257 patiënten met lichte dementie personen met ernstige executieve disfunctie ouder (p = 0,003) en hadden zij ernstigere dementie. Wereldwijde hypoactiviteit werd onafhankelijk geassocieerd met moeilijkheden bij IADL en een hogere zorgverlener (p = 0,0001 voor beide). De ernst van executieve disfunctie had geen significante invloed op de resultaten van de patiënten na 6 maanden.
conclusies: Executieve disfunctie is een zeer vaak voorkomende aandoening bij een representatieve patiëntenpopulatie met lichte tot matige AD. Het was onafhankelijk gecorreleerd met verminderde autonomie en verhoogde verzorgers, maar had geen significante invloed op de behandelingsresultaten.