is het begrijpen van de oorzaken en behandeling van chronische hypotensie nuttig voor de getroffen patiënten en kan het ook licht werpen op de fysiologie en genetica van mechanismen voor bloeddrukcontrole. Symptomatische hypotensie (bijna altijd met een bloeddrukdaling groter dan of gelijk aan 20/10 mm Hg) kan wijzen op niet-herkende medicatieeffecten of een verscheidenheid aan andere oorzaken. Autonome neuropathieën omvatten die secundair aan diabetes, perifere autonome stoornis (het Bradbury-Eggleston syndroom), centrale autonome stoornis (het shy-Drager syndroom), of nieuw beschreven gendefecten zoals dopamine-beta-hydroxylase deficiëntie (die de afwezigheid van noradrenaline met een accumulatie van dopamine veroorzaakt). Baroreceptor dysfunctie veroorzaakt brede schommelingen in de bloeddruk die geen verband houden met houding, terwijl een verscheidenheid van stimuli (hoest, mictie, of carotis sinus druk) paroxysmale parasympathische activering kan precipiteren, en sympathische orthostatische hypotensie geassocieerd met hypovolemie kan optreden met mitralisklep prolaps of als een idiopathische aandoening. De differentiatie van deze en andere oorzaken van symptomatische hypotensie kan in veel gevallen leiden tot gunstige therapie.