Place-making is a central activity for Christian groups. Toch bevat de wetenschappelijke literatuur weinig vergelijkende conversatie over lokale christelijke theorieën van de plaats. Dit artikel ‘denkt over’ tien etnografische beschrijvingen van Evangelische gemeenschappen om aandacht te besteden aan wat deze christenen aandacht besteden aan hun dagelijkse plaats maken. Het bespreekt zeven problemen die vaak terugkomen in evangelische plaats-werk (namelijk linguïstische, materiële, tijdelijke, persoonlijkheid, translokale, transcendente, en wereldse zorgen). Deze analyse nuanceert de huidige antropologische debatten over Protestantse materialiteit, temporaliteit en persoonlijkheid. Het artikel stelt dat een centraal principe van evangelicals’ plaats maken is een gelijktijdige uit elkaar halen en samenbrengen van geloof en plaats. Dit resulteert in een gelijktijdige fusie en ‘unfusing’ van situatie en instelling, die niet kan worden bestempeld als displacement of grondige emplacement. Meer in het algemeen, Evangelische plaats maken biedt een modern voorbeeld van deterritorialisatie die verschilt van plaatsloze-heid. Het spreekt ook over de complexe wisselwerking tussen idealen, intentionaliteit en agentschap.