Abstract
doelstellingen: het vermogen van moleculaire methoden om lage niveaus van nucleïnezuur op te sporen heeft geleid tot de wijdverbreide toepassing van technieken gebaseerd op nucleïnezuuramplificatietesten in microbiologische diagnoses. In het laboratorium wordt erkend dat deze uitstekende gevoeligheid strenge voorzorgsmaatregelen vereist om contaminatie te voorkomen, maar dit wordt niet algemeen gewaardeerd in klinische omgevingen waar de monsters in eerste instantie worden verzameld, en kan een bijzonder probleem zijn in de niet-klinische omgevingen die worden gebruikt voor de bemonstering in het kader van het nationale Chlamydia-screeningsprogramma. Daarom moet het risico van vals-positieve resultaten als gevolg van milieuverontreiniging in deze gebieden worden gekarakteriseerd.
methoden: De mate van milieuverontreiniging van nucleïnezuur Chlamydia trachomatis (CT) in klinische settings werd onderzocht door oppervlakken in de nabijheid van monsterverzameling te zwabberen. Laboratoriumexperimenten werden ontworpen om de persistentie van ribosomaal RNA onder gesimuleerde omstandigheden te controleren en om te onderzoeken of contaminatie van specimens van patiënten een risico is als omgevingsoppervlakken besmet zijn. Het Gen-Probe Aptima Combo 2 systeem werd gebruikt voor CT rRNA detectie.
resultaten: CT rRNA werd gedetecteerd in swabs uit onderzoekskamers en toiletruimtes. Tests toonden aan dat dit ten minste 50 dagen kan aanhouden. In deze gesimuleerde test is aangetoond dat klinische monsters besmet kunnen raken als gevolg van de aanwezigheid van CT rRNA in de directe omgeving.
conclusie: deze studie toonde aan dat er een risico bestaat op vals-positieve resultaten van de nucleïnezuuramplificatie wanneer monsters worden genomen in een gebied dat verontreinigd is met target-nucleïnezuur.