Obsessive-compulsive disorder (OCD) en serotonine reuptake inhibitors werden onlosmakelijk verbonden met de ontdekking van hun effectiviteit voor de behandeling van OCD in 1969 en 1976. De specificiteit van de reactie van OCD op serotonine heropnameremmers heeft een belangrijk platform voor de verkenning van de neurobiologie van OCD verstrekt. Deze kennis is afkomstig van veel verschillende onderzoeksgebieden, waaronder neuroimaging, neuroimmunologie en farmacologische challenge studies. Aangezien het onderzoek naar de farmacologische behandeling van OCD zich heeft ontwikkeld, zijn een aantal serotonineheropnameremmers goedgekeurd en op de markt gebracht voor de behandeling van OCD. Deze middelen omvatten clomipramine, sertraline, paroxetine, fluoxetine en fluvoxamine. Omdat deze middelen hetzelfde werkingsmechanisme delen (serotonine heropname remming), moet de keuze van het te gebruiken middel gebaseerd zijn op andere parameters. Deze omvatten verschillen in werkzaamheid, dosering en bijwerkingsprofiel. Citalopram, een onlangs op de markt gebrachte selectieve serotonine reuptake inhibitor kan enkele voordelen bieden ten opzichte van die momenteel op de markt gebrachte agenten. Theoretisch zou het ook effectief moeten zijn bij de behandeling van OCD. Bij de behandeling van depressie is aangetoond dat het minimale bijwerkingen, een laag risico op ontwenningsverschijnselen en weinig kans op interactie met andere middelen heeft.